Skip to content

aardudvtm/api-requirements

 
 

Folders and files

NameName
Last commit message
Last commit date

Latest commit

 

History

85 Commits
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Repository files navigation

Digipolis API design & style requirements v6.0.1

geldig vanaf 01 mei 2019

Inhoudstabel

Document historiek

Versie Auteur Datum Opmerkingen
--- Dimitri Van Kerckhoven 06/06/2016 Initial draft.
--- Dimitri Van Kerckhoven 12/07/2016 Update REST introductie en uitbreiding JSON conventies met array encapsulation.
--- Steven Vanden Broeck 25/10/2016 Typo's en correcties.
--- Peter Claes 28/04/2017 Cheat sheet & verduidelijkingen.
--- Peter Claes 23/11/2017 HTTP response code 204.
--- Bart Van Steen 28/11/2017 Aanpassing richtlijn versionering.
--- Peter Claes 01/02/2018 Markdown versie (Github).
--- Peter Claes 13/04/2018 Null values, timezone, event resource.
4.3.0 Peter Claes 29/06/2018 Arrays in querystring, versie alignering.
5.0.0 Peter Claes 28/08/2018 Geen HTTP response code 200 meer toegelaten bij POST.
5.1.0 Steven Vanden Broeck 03/09/2018 Verduidelijking extra info in error model.
5.1.1 Peter Claes 03/10/2018 Verduidelijking PATCH methode.
5.2.0 Steven Vanden Broeck 13/02/2019 Uitbreiding van de paging guidelines.
5.3.0 Peter Claes 05/04/2019 HTTP methode HEAD.
6.0.0 Tom Sluyts 11/04/2019 Wijziging geolocatie standaard naar geospatiale data standaard.
6.0.1 Peter Claes 11/04/2019 Expliciteren 'description'.
6.0.2 Peter Claes 28/10/2019 Verduidelijking paginatie.

Cheat sheet

Dit hoofdstuk geeft een beknopte versie van de requirements; meer details en voorbeelden van elk item vind je verder in het document.

Taal

Engels (URI, Payload keys)

Formaat API documentatie op de API Engine

Swagger v2.0, JSON

Payload

  • JSON (= application/json), tenzij geen andere mogelijkheid (formdata/file/…)
    • keys
      • dubbele quotes
      • camelCase
      • geen dots (.)
      • niet starten met een cijfer
      • attribuut is optioneel indien de value geen meerwaarde heeft EN waarde null heeft
    • values
      • null
      • string : dubbele quotes
      • datum en timestamp : "YYYY-MM-DDThh:mm:ss+01:00" (RFC3339)
      • duration : "PYYYY-MM-DDThh:mm:ss" (ISO8601)
        vb. "P0003-04-06T12:00:00" (3 jaar, 4 maanden, 6 dagen, 12 uur)
      • geospatiale data : bijvoorbeeld lengte en breedte coördinaten (rfc7946)
        vb. {"type": "Point", "coordinates": [100.0, 0.0]}
      • Arrays worden altijd geëncapsuleerd in een object
    • Hiërarchische structuur (objecten)

Resource

  • URI Structuur
    • https://{hostname}/{namespace}/{vx}/{resource-URI}
    • opm. : op de API gateway zal de namespace bestaan uit organization/apiname
  • afspraken
    • altijd in het meervoud (uitzondering : controllers (=commands), status resource, monitoring resource)
    • lowercase (zowel URI als query parameters)
    • geen underscores
    • geen dots '.' (behalve in hostname)
    • geen trailing slash /
    • geen fragment #
    • geen media type file extensions, wel Content-Type en Accept headers
    • locale : (Optioneel) : Content-language en Accept-language headers

Request

  • filtering op id : steeds mee als node in URI (niet via query parameter)
  • query parameters, enkel voor
    • filtering

      • op resource

        • unieke query parameter per veld
        • indien meerdere waarden voor een veld filter :

        resource?parameter=waarde1,waarde2,waarde3

        • GEEN query parameter voor id's !
      • op resource representatie

        • reserved : fields= (comma separated)
    • sortering

      • reserved : sort= (comma separated)
      • default : ascending
      • -<parameter> : descending
    • paginatie

      • reserved : page= (optional parameter, default value=1)
      • reserved : pagesize=(optional parameter, default=bepaald door API)
      • reserved : paging-strategy=(optional parameter, default=withCount)
    • resource representation

      • altijd via body, nooit via query parameters

Paginatie

  • altijd gebruiken bij ophalen van collecties
  • query parameters : page= en pagesize= en paging-strategy=
    • optioneel mee te geven door clients (bij ontbreken worden de default waardes gebruikt)
  • 1-based (1e pagina is pagina 1)
  • Response volgens HAL specificatie
    • media type : application/hal+json
    • reserved keywords
      • _links
      • _embedded
      • _page
    • voorbeelden
  • beide paging-strategy waardes (noCount en withCount) moeten ondersteund worden

Event resources

POST [/<groepering>]*/<event> waarbij <event> eindigt op een voltooid deelwoord

Error model

  • Exception shielding principe gebruiken
  • media type : application/problem+json
  • Error model (gebaseerd op RFC7807)
{
    "type": "string"                           (verplicht, URIformaat),
    "title": "string"                          (verplicht),
    "status": number                           (verplicht, HTTP response code),
    "identifier": "string"                     (verplicht, uniek),
    "code": "string"                           (verplicht, foutcode voor ontwikkelaars),
    "extraInfo": "custom"                      (optioneel, bv een array van validatiefouten)
}

Versionering

  • semantic versioning (http://semver.org)
    • Major : backwards incompatibele wijzigingen (breaking changes)
    • Minor : nieuwigheden en wijzigingen die backwards compatible zijn
    • Patch : bugfix
  • semantic version altijd opnemen in de swagger file.
  • enkel het major gedeelte wordt naar een consumer zichtbaar gemaakt (vb. ontsluiting op de API gateway) : https://{hostname}/{namespace}/{vx}/{resource-URI}
  • Indien de backend service een versie gebruikt in zijn URI, dient de versie altijd in het basepath gezet te worden en niet in de routes. Dit is om te vermijden dat er bij de ontsluiting van de API gateway 2 versies in de URL komen te staan.

Langdurende operaties

  • asynchroon uitvoeren
  • HTTP response code 202 met in Location header een tijdelijke URI
  • consumer polt op tijdelijke URI naar de status
  • als taak is uitgevoerd, dan response code 303 met in Location header een definitieve URI van de resource.
  • De definitieve URI kan worden gebruikt om de resource op te vragen.

Swagger

HTTP verbs

  • RFC7231 compliant
  • PATCH verb : RFC7386 of RFC6902
Verb Usage Request body Response body
GET opvragen van de representatie van een resource leeg (gedeeltelijke) resource representatie
HEAD opvragen van de headers van een resource leeg leeg
PUT vervangen van een bestaande resource (of creatie indien die nog niet bestaat, op basis van de opgegeven id) representatie van te vervangen resource optioneel
POST creëren van een nieuwe resource representatie van te creëren resource Location header met URI,
body optioneel
POST voor het uitvoeren(=creëren) van een controller(=command) (werkwoord, vb. search) representatie van info voor controller optioneel
PATCH vervangen van een gedeelte van een bestaande resource te vervangen velden optioneel
DELETE verwijderen van een resource leeg optioneel

HTTP response codes

Altijd moet de meest specifieke responsecode worden gebruikt; vb. 401 bij security ipv 400, 404 bij not found ipv 400.

Code GET HEAD PUT POST PATCH DELETE Error object
200 : OK (sync) X X X X X
201 : Created (sync) X
202 : Accepted (async) X X X X
204 : No content X X X X
303 : See other (async) X
400 : Bad request X X X X X X Ja
401 : Unauthorized X X X X X X Optioneel
403 : Forbidden X X X X X X Optioneel
404 : Not Found X X X X (parent resource) X X
405 : Method not allowed X X X X X X
415 : Unsupported media type X X X X X X
429 : Too many requests X X X X X X Optioneel
500 : Internal server error X X X X X X Ja

API's

API staat voor Application Programming Interface en voorziet een technische invulling van een service. Onder service verstaan we de aanbieding van data en functionaliteiten die vanuit onderliggende applicaties worden voorzien. Services hebben een sterke focus op herbruikbaarheid, maw een service kan meerdere consumers hebben.

Waarom dan de technische keuze voor een API om zo'n service te realiseren?

De technische keuze om een service te realiseren wordt bepaald door de consumers van de service. Typisch zijn de consumers ontwikkelaars indien voor een API wordt gekozen. Ontwikkelaars willen deze API gebruiken in mobile applications, web applications, etc. waarna deze aan de eindgebruiker kunnen worden toegekend.

alt_text

API design & style requirements

Waarom dan de nood aan zulke API design & style requirements?

Het is belangrijk bij het ontwikkelen van APIs dat het ontwikkelteam consistent is in :

  • naamgevingen (resources altijd meervoud (uitzondering : controllers, status resource), lowercase...)
  • formatteringen van datums, geolocaties,...
  • het implementeren van paginatie/size limiet om de hoeveelheid data die in 1 keer opgevraagd wordt te beperken
  • het optioneel maken van velden die niet voor alle consumers even nuttig zijn
  • het antwoorden met een gestandaardiseerd error contract bij elke API met de bijbehorende juiste HTTP status codes
  • een correct gebruik van verbs, ...

Dit zorgt voor een verhoogde ease-of-use en kan de consuming developers heel wat frustraties en opzoekwerk besparen. Voor interne API's betekent dit dat de consumers een kortere ontwikkeltijd nodig hebben om met jou API te integreren. Voor publieke API's is dit des te meer belangrijk omdat je hierdoorzorgt voor een betere "developer experience" en je een hogere adoptiegraad kan faciliteren.

REST introductie

REST staat voor REpresentational State Transfer.

Een belangrijk concept binnen REST, zoniet het belangrijkste, is dat van een resource. Een resource is een object dat gekenmerkt wordt door een bepaald type, zijn geassocieerde data, zijn relaties ten opzichte van andere resources en een verzameling operaties die kunnen worden uitgevoerd op de resource. REST maakt zoveel mogelijk hergebruik van de bestaande faciliteiten van het HyperText Transfer Protocol (HTTP). Dit maakt dat binnen de REST style het aantal operaties beperkt is tot een set die overeen stemmen met de standaard HTTP methodes GET, PUT, POST, DELETE, PATCH, HEAD, OPTIONS. Dit omdat we REST steeds zien bovenop HTTP.

Resources van hetzelfde type kunnen worden gegroepeerd in een collection. Een collection bevat dus een set resources van hetzelfde type en dit op een ongeordende manier. Belangrijk hierbij is dat de groepering van zulke resources in een collection geen must is. Resources kunnen immers ook als singleton bestaan.

Collections kunnen als top level element gedefinieerd zijn binnen een API, maar kunnen ook onderdeel uitmaken van een andere resource. In dit laatste geval spreken we van sub-resources en sub-collections. Zo ontstaat parent-child relationships tussen resources en collections.

Visueel voorgesteld ziet dit er als volgt uit:

alt_text

Elke resource heeft zijn representatie. Een representatie bestaat uit een set attributen dewelke de state van de resource omschrijven.

Het dataformaat waarin de resource representatie wordt voorgesteld wordt een media-type of MIME-type genoemd.

Resource representatie

Taal

Om onze API's zo breed mogelijk bruikbaar te maken worden ze in het Engels gemaakt.

JSON conventies

Hanteer onderstaande conventies voor berichten die JSON als payload formaat hebben.

  • Gebruik steeds dubbele quotes bij keys.
"company" : "Digipolis"
  • Gebruik steeds dubbele quotes bij string values.
"company" : "Digipolis"
  • Gebruik steeds camelCase om keys weer te geven.
"addressLine" : "Generaal Armstrongweg"
  • Gebruik geen dots "." in keys.
"address.street" : "Generaal Armstrongweg" wordt NIET toegelaten (gebruik dan hiërarchieën)
  • Keys mogen niet starten met cijfers. Dit verlaagt immers de leesbaarheid.
"5street" : "Generaal Armstrongweg" wordt NIET toegelaten
  • Verwijder null waardes uit de resource representatie indien deze geen betekenis hebben.
"middleName" : null
  • Toon lege waardes in de resource representatie.
"middleName" : "",
"orders" : []
  • Encapsuleer arrays steeds in een object. Dit omdat bepaalde frameworks niet goed overweg kunnen met native arrays
{
   "adresses":[
      {
         "street":"Generaal Armstrongweg",
         "number":2,
         "zip":2000,
         "city":"Antwerpen"
      },
      {
         "street":"Britselei",
         "number":57,
         "zip":2000,
         "city":"Antwerpen"
      }
   ]
}

Datums en timestamps

Formatteer datums en timestamps steeds volgens RFC3339. JSON definieert immers geen standaard formaat voor datums en timestamps.

RFC3339 volgt de ISO 8601 standaard maar heeft enkele optimalisaties voor het internet en machine to machine communicatie. Bijgevolg is deze ideaal voor REST API's)

"finishedAt" : "2012-01-01T01:00:00+01:00"

Hier enkele basis regels voor het gebruik van datum en/of tijd in jouw API:

  1. Aanvaard eender welke tijdzone: Gebruikers kunnen overal ter wereld zitten of zelfs in een buurland met een andere tijdzone. Je kan moeilijk als API bouwer gokken in welke tijdzone ze zitten

  2. Werk met UTC: Dit wil zeggen:

    • Converteer de ontvangen tijdzone naar UTC en
    • Bewaar in jou data storage gegevens in UTC. Dit maakt het ook makkelijker om te queryen. (Stel dat je data met een lokale tijzone bewaart en er wordt een query uitgevoerd met input vanuit een andere tijdzone, dan moet je zelf in uw query deze verschillen afhandelen.
    • Maak gebruik van de tijdzone notatie "2012-01-01T00:00:00+01:00" (de tijd is gespecifieerd in de lokale tijd van de aanbieder). De Zulu notatie 2019-02-04T23:20:11Z mag anderzijds ook gebruikt worden.
  3. Geef UTC terug: Zo kunnen afnemers zelf bepalen hoe zij de data weergeven. Vergeet niet in de API docs dit te vermelden.

  4. Gebruik enkel time indien nodig: Je kan je snel vergissen met dagen als tijd mee genoteerd wordt. Stel dat 2019-02-04T23:59:59Z als deadline voor een project is genoteerd. Een vergissing met vertaling naar een andere tijdzone levert snel 5 februrari op, in plaats van 4 februari. Gebruik met andere woorden date als je een dag wil noteren en datetime als je een tijdstip wil noteren.

Durations

Durations worden geformatteerd volgens ISO8601.

"duration" : "P0003-04-06T12:00:00" (3 jaar, 4 maanden, 6 dagen, 12 uur)

Geospatiale data

Alle geospatiale data wordt steeds geformatteerd volgens RFC 7946

Deze standaard laat toe om van eenvoudige locatie objecten in een longitude, latitude array...

     {
         "type": "Point",
         "coordinates": [100.0, 0.0]
     }

tot meer complexe geospatiale objecten zoals bijvoorbeeld een polygoon (en nog veel meer) te definiëren.

     {
         "type": "Polygon",
         "coordinates": [
             [
                 [100.0, 0.0],
                 [101.0, 0.0],
                 [101.0, 1.0],
                 [100.0, 1.0],
                 [100.0, 0.0]
             ],
             [
                 [100.8, 0.8],
                 [100.8, 0.2],
                 [100.2, 0.2],
                 [100.2, 0.8],
                 [100.8, 0.8]
             ]
         ]
     }

Hiërarchie

Kies steeds voor een hiërarchisch gestructureerde resource representatie in plaats van een vlakke structuur. Een hiërarchische voorstelling biedt als grote voordeel dat het overzichtelijker en duidelijker is voor resources met een groot aantal velden. Daarnaast biedt het als grote voordeel het hergebruik van entiteiten over APIs heen.

Als algemene richtlijn kan je stellen dat wanneer het aantal velden > 15 je best naar een hiërarchische structuur kan overgaan indien dit meer duidelijkheid schept.

Een voorbeeld van een hiërarchische structuur

{
  "company": "Google",
  "website": "http://www.google.com/",
  "address": {
    "line1": "111 8th Ave",
    "line2": "4th Floor",
    "state": "NY",
    "city": "New York",
    "zip": "10011"
   }
 }

met daar tegenover dezelfde representatie maar dan in een vlakke structuur

{
  "company": "Google",
  "website": "http://www.google.com/",
  "addressLine1": "111 8th Ave",
  "addressLine2": "4th Floor",
  "state": "NY",
  "city": "New York",
  "zip": "10011"
}

Resources

URI structuur

Resources dienen steeds te worden benaderd volgens onderstaande URI structuur

https://{hostname}/{namespace}/{vx}/{resource-URI}

API URI's dienen steeds te worden geversioneerd (/vx). Aangezien wordt gekozen voor het root namespace versioneringsmodel, dient de major versie steeds te worden opgenomen in de URI en dit achter de namespace.
De namespace is een enkelvoudig zelfstandig naamwoord dat het onderwerp van de API omschrijft, gezien vanuit het standpunt van de API consumer.

Opmerking : op de API gateway bestaat de namespace uit organization/apiname

De resource-URI duidt op het eigenlijke resource model

Dit resulteert in onderstaand totaal voorbeeld :

https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/…

Naming conventions

  • Resources worden steeds in het meervoud gedefinieerd (uitzondering : controllers, status resource)
GET /partners
  • Gebruik steeds lowercase voor URI en query parameters. Dit vermijdt technologie afhankelijke problemen met casing.
GET /partners?page=10&pagesize=20
  • Gebruik geen underscores "_" of dots "." in de URI. Gebruik hyphenation om woorden van elkaar te scheiden. Dit verhoogt de leesbaarheid van de URI.
GET /business-parties?page=10&pagesize=20
  • Gebruik geen trailing slash in de URI. Een trailing slash heeft geen toegevoegde waarde en verlaagt bovendien de leesbaarheid van de URI.
GET /partners/
gebruik je dus NIET
  • Gebruik geen fragments (#) in de URI. Fragments worden gebruikt om te navigeren binnen een web context pagina, maar mogen niet gebruikt worden in een API URI.
GET /partners#name/
gebruik je dus NIET

Media types en content negotiation

Media types en content negotiation dient steeds te gebeuren voor elke API call. Media types worden steeds gecommuniceerd via de HTTP Content-Type en Accept headers.

Gebruik nooit file extenties in de URI om media types te communiceren.

GET /partners.json of GET /partners.xml
gebruik je dus NIET

Als standaard media type gebruiken we application/json. Dit maakt dat de resource representatie standaard JSON is.

Definitie van een locale is optioneel. Dit zorgt er voor dat locatie specifieke formaten zoals datums of geldeenheden op een correcte manier worden voorgesteld.

Communicatie van de locale gebeurt steeds door middel van de Accept-Language en Content-Language headers.

De keuze van locale is API specifiek.

Om onze services zo breed mogelijk bruikbaar te maken, is gekozen om alle API's in het Engels te maken.

Content-Type: definiëert het formaat van het request & response bericht. Communicatie is zowel van consumer naar provider als van provider naar consumer.
Content-language: definiëert de locale van het request & response bericht. Communicatie is zowel van consumer naar provider als van provider naar consumer.
Accept: definieert de formaten van het response bericht dewelke de API consumer begrijpt en die door de API provider kunnen worden teruggestuurd. Communicatie is steeds van consumer naar provider.
Accept-language: definieert de locale van het response bericht dewelke de API consumer begrijpt en dat door de API provider kan worden teruggestuurd. Communicatie is steeds van consumer naar provider.
application/json is hierbij het geprefereerde formaat.

Request

Request body & query parameters

Resource representations dienen steeds in de request body te worden doorgestuurd en nooit via query parameters.

Query parameters worden steeds gebruikt om bepaalde functionaliteiten zoals paginatie, filtering, sortering, etc aan te spreken.
Query parameters worden bijgevolg nooit gebruikt om resource representaties weer te geven.

POST /business-parties?company=Google&website=http://www.google.com/&addressLine1=111 8th Ave&addressLine2=4th Floor&state=NY&city=New York&zip=10011
gebruik je dus NIET

Bovenstaand voorbeeld is niet enkel onleesbaar, het laat ook niet toe om hiërarchieën op een eenvoudige manier op te nemen in de representatie.

HTTP verbs

Gebruik steeds de juiste HTTP verbs voor de bijhorende request zoals weergegeven in onderstaande tabel. HTTP verbs moeten in lijn zijn met RFC7231.

Voor PATCH zijn volgende RFC's van toepassing :

HTTP Verb Safe Idempotent Toepassing Request
GET Ja Ja Voor het ophalen van de representatie van een resource. Opeenvolgende calls hebben geen invloed op de state van de resource. Is steeds leeg
HEAD Ja Ja Voor het ophalen van de headers van een resource (om bv de aanwezigheid van een resource te controleren zonder de volledige payload te moeten ontvangen). Opeenvolgende calls hebben geen invloed op de state van de resource. Is steeds leeg
PUT Neen Ja Voor het vervangen van een bestaande resource. Indien de resource niet bestaat, wordt deze aangemaakt. Representatie van de te vervangen resource
POST Neen Neen Voor het aanmaken van een nieuwe resource binnen een collection. Representatie van de aan te maken resource (optionele velden niet)
POST Neen Neen Voor het uitvoeren van een activity of controller (=command) resource. Representatie van info voor controller
PATCH Neen Neen Voor het updaten van een set velden binnen een bestaande resource. Enkel de opgegeven velden worden gewijzigd. Alle andere velden blijven ongewijzigd. Enkel die velden van de resource die men wenst te updaten
DELETE Neen Ja Voor het verwijderen van een resource binnen een collection. Is steeds leeg

Safe methodes zijn methodes dewelke de resource representatie niet wijzigen. Een safe methode mag nooit gebruikt worden om de state van een resource te wijzigen.

Idempotent methodes zijn methodes bij dewelke het resultaat niet wijzigt, ongeacht het aantal keer dat ze worden opgeroepen. Het belang van een idempotent methode bevindt zich in het bouwen van fout tolerante APIs.

Veronderstel dat een consumer een update wil doen van een resource door middel van PUT, maar dat deze consumer een timeout of zelfs geen antwoord terug krijgt. In dat geval kan een idempotent methode opnieuw worden uitgevoerd zonder dat de consumer zich moet afvragen of zijn vorige call wel het gewenste resultaat opleverde.

Optionele velden in de resource representatie dienen op hun default waarde ingesteld te worden op de backend indien deze niet worden opgegeven in de request.

Voorbeelden

GET

Voor elk van onderstaande voorbeelden is de request body steeds leeg

  • Haalt een lijst op van alle business-parties. Het resultaat is steeds gepagineerd.
GET https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties
  • Haalt business-party op met id 6532
GET https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532
  • Haalt alle contracten die behoren bij business-party met id 6532. Door het feit dat contracts een subresource is van business-parties betekent dit dat beiden met elkaar gerelateerd zijn en dat het hier de contracts betreft van een welbepaalde business-party.
GET https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts
  • Haalt contract op met id 42 dat behoort bij business-party met id 6532. Door het feit dat contracts een subresource is van business-parties betekent dit dat beiden met elkaar gerelateerd zijn en dat het hier de contracts betreft van een welbepaalde business-party.
GET https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts/42

HEAD

Voor elk van onderstaande voorbeelden is de request body steeds leeg

  • Controleert het bestaan van business-party met id 6532 (zonder de volledige resource op te halen)
HEAD https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532

PUT

Voor elk van onderstaande voorbeelden bevat de request body steeds de volledige resource representatie

  • Updaten business-party met id 6532
PUT https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532
  • Updaten contract met id 42 dat behoort tot business-party met id 6532
PUT https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts/42

POST

Voor elk van onderstaande voorbeelden bevat de request body steeds de volledige resource representatie

  • Aanmaken van een nieuwe business-party. Merk op dat de post steeds gebeurt op de collection en niet op een individuele business party. Het id wordt hier immers niet meegegeven met de request, maar wordt bepaald tijdens resource creatie en meegegeven in het response bericht.
POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties
  • Toevoegen van een nieuw contract aan business-party met id 6532
POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts

PATCH

Voor elk van onderstaande voorbeelden bevat de request body enkel die attributen die geupdate dienen te worden. Attributen die niet worden meegegeven blijven bijgevolg ook ongewijzigd. Het formaat waarin de te wijzigen attributen worden meegegeven zijn steeds conform de resource representatie.

  • Updaten van attributen set van contract 42 voor business-party met id 6532
PATCH https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts/42

Stel dat contract 42 van business party 6532 volgende resource representatie heeft

{
	"id": 42,
	"startDate": "2012-01-01T01:00:00+01:00",
	"endDate": "2013-01-01T01:00:00+01:00",
	"contract": {
		"surname": "Doe",
		"name": "John",
		"email": "[email protected]"
	},
	"pricing": {
		"currency": "Euro",
		"value": 850
	}
}

en je wil de prijs veranderen naar 950 Euro,
dan kan je dit als volgt doen

PATCH https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts/42

met als request body

{
	"pricing": {
		"value": 950
	}
}

DELETE

Voor elk van onderstaande voorbeelden is de request body steeds leeg

  • Verwijderen van contract met id 42 voor business-party met id 6532
DELETE https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532/contracts/42
  • Verwijderen van business-party met id 6532
DELETE https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties/6532

Status codes & response

Elk response bericht dient een correcte HTTP status code terug te geven. Onderstaande tabel toont de mogelijke status codes, hun respectievelijke betekenis en welke HTTP status code ook effectief een response body moet bevatten.

Hoewel deze lijst van HTTP status codes zeker niet volledig is, dekt deze wel de meeste use cases.

Onderstaande lijst dient consequent te worden toegepast.
Altijd moet de meest specifieke responsecode worden gebruikt; vb. 401 bij security ipv 400, 404 bij niet gevonden ipv 400.

HTTP status code Betekenis Response Body en headers
200 OK De request is succesvol en synchroon uitgevoerd. Van toepassing op GET en HEAD bij succesvolle response, PUT en PATCH indien de update succesvol was en DELETE indien de resource succesvol werd verwijderd. Volledige of partiële resource representatie(s) bij GET. Enkel de headers bij HEAD. Optioneel bij PUT/PATCH/DELETE.
201 Created Indien een nieuwe resource succesvol is aangemaakt bij het uitvoeren van een POST of PUT call, of bij een succesvolle uitvoering van een POST van een controller. Indien resource aangemaakt :
Location header met uri van aangemaakte resource + optioneel volledige of partiële resource representatie van de aangemaakte resource.
202 Accepted De request is succesvol geaccepteerd voor een PUT, POST, DELETE of PATCH en wordt verder asynchroon verwerkt. Neen
303 See Other Wordt gebruikt voor het asynchroon afhandelen van langlopende operaties. Neen
400 Bad request De request kan niet worden verwerkt omdat de request body niet geparsed kan worden. Wordt gebruikt indien er geen specifiekere foutboodschap bestaat binnen de 4xx range. Optioneel, het wordt aangeraden om de reden van de weigering te geven.
401 Unauthorized De request faalt omdat de gebruiker niet geauthenticeerd is. Optioneel
403 Forbidden De request faalt omdat de gebruiker niet geauthoriseerd is om de actie uit te voeren. Optioneel
404 Not found De resource kon niet worden gevonden. Van toepassing op GET, PUT, POST, PATCH en DELETE indien een specifieke resource wordt aangesproken (dmv id) dewelke niet bestaat. Van toepassing op PUT, PATCH en DELETE indien deze worden toegepast op een volledige collection. Optioneel
405 Method not allowed De methode (HTTP verb) is niet toegelaten op deze resource. Geen body, wel Allow header met de methods die wel mogen.
415 Unsupported media type De request faalt omdat de entiteit in de request in een formaat is die niet ondersteund wordt door de resource voor de bepaalde methode. Optioneel
429 Too many requests De API consumer heeft te veel requests gestuurd. Optioneel
500 Internal Server Error Fout langs server kant. Optioneel

Filteren en sorteren

Als algemene richtlijn geldt dat, indien filtering gewenst is, dit steeds dient te gebeuren door middel van query parameters.

Filteren op resources

Filteren op individuele velden

Filteren op individuele velden is mogelijk door voor elk veld in de resource representatie, dat filtering implementeert, een unieke query parameter te definiëren. Opgelet, dit doen we niet voor id's.
Belangrijk hierbij is dat de structuur van de query parameter zo vlak mogelijk wordt gehouden zonder dat hierbij business betekenis verloren gaat. Filteren op id's, dwz. selectie van een specifieke resource binnen de collection op basis van een unieke identifier, gebeurt door deze mee op te nemen als node in de URI en niet door middel van een query parameter.

Filteren op id's doe je als volgt:

GET /{resource}/{id}
GET /partners/2365

Indien je op andere velden dan de id's wil filteren dienen de query parameter zo te zijn opgesteld dat deze ondubbelzinnig kunnen worden geinterpreteerd.

Zo kies je bijvoorbeeld best voor city ipv address-city als query parameter indien je wil filteren op onderstaand antwoord:

{
  "company": "Google",
  "website": "http://www.google.com/",
  "address": {
    "line1": "111 8th Ave",
    "line2": "4th Floor",
    "state": "NY",
    "city": "New York",
    "zip": "10011"
  }
}

De URI om enkel die resources terug te krijgen waarvoor city gelijk is aan New York ziet er als volgt uit

https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?city=New%20York

Indien de query parameter waarmee je gaat filteren meerdere waarden kan bevatten, dan gebruik je volgende conventie (comma separated) : resource?parameter=waarde1,waarde2,waarde3

Filteren op resource representatie

Een API dient steeds een minimale hoeveelheid informatie terug te sturen in zijn response. Soms is het wenselijk dat een API consumer slechts een subset (1 of meerdere velden) van een resource representatie wenst op te vragen. Dit kan door middel van een reserved query parameter genaamd fields.

Deze query parameter definieert een door middel van komma's gescheiden lijst van velden dewelke de API consumer wenst te verkrijgen.

De naam van deze velden dient net zoals bij resource filtering zo te zijn gekozen dat deze een zo vlak mogelijke structuur aanhouden zonder dat hierbij business betekenis verloren gaat. Een veld dat men wenst te verkrijgen wordt geëncapsuleerd door het bovenliggende object en ().

vb. als de normale response het volgende is :

{
  "company": "Google",
  "website": "http://www.google.com/",
  "address": {
    "line1": "111 8th Ave",
    "line2": "4th Floor",
    "state": "NY",
    "city": "New York",
    "zip": "10011"
  }
}
https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?fields=company,address(city,zip)
{
  "company": "Google",
  "address": {
    "city": "New York",
    "zip": "10011"
  }
}
https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?fields=company,address
{
  "company": "Google",
  "address": {
    "line1": "111 8th Ave",
    "line2": "4th Floor",
    "state": "NY",
    "city": "New York",
    "zip": "10011"
  }
}
https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?fields=company,city
HTTP Response code 404 (city wordt niet gevonden)

Sorteren

Sorteren van antwoorden gebeurt steeds door middel van de reserved query parameter sort.

Standaard worden resultaten in oplopende volgorde gesorteerd. Indien aflopend gesorteerd dient te worden, dan dient "-" te worden toegevoegd vooraan de parameter dewelke aflopend gesorteerd dient te worden. Indien gesorteerd dient te worden op meerdere parameters, dan kan dit door deze met komma's van elkaar te scheiden.

Een voorbeeld van een URI met sortering:

https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?sort=-zip,company

Dit geeft als resultaat een lijst van business parties aflopend volgens zip code. Voor een specifieke zip code zullen business parties alfabetisch gerangschikt worden volgens company naam.

Paginatie

Paginatie informatie wordt steeds terug gegeven bij het ophalen van collections. Dit om er voor te zorgen dat collections die in eerste instantie een beperkt aantal entiteiten bevatten op termijn te groot kunnen worden om de vooropgestelde performantie te kunnen blijven garanderen.

Vanuit consumer standpunt is het noodzakelijk dat volgende informatie in de response wordt gegeven om voldoende informatie te bekomen rond de pagina's:

Info Verplicht
Link naar de eerste pagina Ja
Link naar de laatste pagina Ja
Link naar de vorige pagina Ja, behalve voor eerste pagina
Link naar de volgende pagina Ja, behalve voor laatste pagina
Extra metadata :
Huidig paginanummer Ja
Aantal elementen per pagina Ja
Totaal aantal elementen Afhankelijk van paging-strategy
Totaal aantal pagina's Afhankelijk van paging-strategy

In veel paginatierichtlijnen wordt gevraagd om het totaal aantal pagina's en/of elementen altijd terug te geven zodat de gebruiker exact kan geïnformeerd worden over de lengte van de opgevraagde lijst. Dit houdt in dat er impliciet altijd een 'count' mechanisme moet geïmplementeerd worden wat bij lijsten van grote aantallen tot een merkbare vertraging kan leiden in het opvragen van de lijst.

Daarom kiezen we met onze API requirements voor een oplossing die 2 strategieën implementeert :

  • een snellere opvraging zonder verplichte 'count'
  • een potentieel tragere opvraging tengevolge een impliciet 'count'-mechanisme

De client toepassing kiest welke strategie wordt toegepast dmv van een (optionele) query parameter : paging-strategy (zie verder).

Paginatie query parameters

Het ophalen van een bepaalde pagina zelf dient te gebeuren door middel van de page en pagesize query parameters (behalve voor de last link bij paging-strategy=noCount, zie verder).

/partners?page=1&pagesize=10

Paginatie queries starten steeds met page=1, niet 0. De keuze hiervoor is gemaakt op basis van gebruiksvriendelijkheid naar de API consumer en gebruiker toe.

De paginatie query parameters zijn optioneel. Dat maakt dat wanneer deze niet zijn opgegeven:

  • Een beperkte set van resources wordt teruggegeven bij het bevragen van collections op basis van een default page size die voor elke API wordt bepaald.
  • Steeds de eerste pagina wordt terug gegeven.

Om de paging strategie mee te geven, gebruikt de consumer de optionele parameter paging-strategy. Deze heeft 2 mogelijke waardes :

  • withCount (default als de query parameter niet wordt meegegeven)
  • noCount

Bij withCount worden Totaal aantal elementen en Totaal aantal pagina's altijd verplicht terug gegeven. Bovendien bevat de link naar de laatste pagina het paginanummer (zie verder voor een voorbeeld). Bij noCount worden de beide totalen niet terug gegeven en is de link naar de laatste pagina een link zonder paginanummer met de vermelding last (zie verder voor een voorbeeld).

Paginatie response bericht

Om paginatie informatie naar de consumer terug te sturen baseren we ons op de HAL specificatie:

http://stateless.co/hal_specification.html

https://datatracker.ietf.org/doc/draft-kelly-json-hal/

De HAL specificatie is gedefinieerd voor clients die doorheen hun resources navigeren door middel van links en die dus willen streven naar een HATEOAS (Hypermedia As The Engine Of Application State) hypermedia API (Richardson Maturity Model Level 3).

Voordelen van de HAL specificatie:

  • In de toekomst kunnen links per record van de collection worden gedefiniëerd (HATEOAS)
  • Biedt de meeste mogelijkheden, ook indien in de toekomst eventueel naar hypermedia wordt gekeken.

Aangezien Digipolis deze optie open wilt houden voor de toekomst, werd gekozen om reeds gebruik te maken van deze structuur voor paginatie.

Het reserved keyword _links wordt gebruikt om links naar andere pagina's te definiëren.

In de toekomst kan dit worden uitgebreid om links naar andere objecten aan te duiden indien hypermedia APIs worden gedefinieerd. Binnen Digipolis wordt gekozen om volgende link objecten te gebruiken voor paginatie:

link object omschrijving opmerking
self bevat een link naar de pagina zelf
first bevat een link naar de eerste pagina binnen de collection page=1
last bevat een link naar de laatste pagina binnen de collection bij noCount paging strategie : page=last
prev bevat een link naar de vorige pagina binnen de collection wordt weggelaten indien er geen vorige pagina is (eerste pagina)
page=huidige pagina - 1
next bevat een link naar de volgende pagina binnen de collection wordt weggelaten indien er geen volgende pagina is (laatste pagina)
page=huidige pagina + 1
bij noCount paging strategie kan dit naar een lege pagina verwijzen

Het voorziene media type is steeds application/hal+json

De HAL specificatie definieert dat elk van deze link objecten verplicht de href property moet hebben. Daarnaast zijn er ook nog een aantal optionele properties gedefinieerd binnen de standaard. Deze hebben geen toegevoegde waarde bij het weergeven van pagina informatie en worden dan ook niet toegevoegd voor elk van bovenvermelde link objecten.

Dit alles resulteert in volgende structuur in de response message om pagina links weer te geven.

{
 "_links": {
   "self": {
       "href": "..."
     },
     "first": {
       "href": "..."
     },
     "last": {
       "href": "..."
     },
     "prev": {
       "href": "..."
     },
     "next": {
       "href": "..."
     }
 }
}

Bij het ophalen van collections dient bovenstaande structuur steeds aanwezig te zijn in een response message. Dit maakt dat de eigenlijke resources in een wrapper object komen te zitten in het response bericht.
Dit kan door middel van het _embedded reserved keyword. Dit _embedded object bestaat uit property namen dewelke een link relation type voorstellen en wiens waarde 1 of meerdere resource objecten zijn.
Dit resulteert in volgende structuur.

{
"_embedded": {
       "resourceList": [{
      },
 {
   }]
  }
}

Het _page reserved keyword vormt geen onderdeel van de HAL specificatie, maar is extra metadata die in de response message komt om een indicatie te krijgen van de huidige paginanummer, aantal elementen per pagina, het totaal aantal pagina's en het totaal aantal elementen en vereenvoudigt de bewerkingen langs consumer kant om deze informatie te bekomen. Bij paging-strategy=noCount worden totalElements en totalPages weg gelaten.

Voorbeeld bij paging-strategy=withCount :

{
"_page": {
    "size": 10,
    "totalElements": 73853,
    "totalPages": 7386,
    "number": 1
  }
}

Voorbeeld bij paging-strategy=noCount :

{
"_page": {
    "size": 10,
    "number": 1
  }
}

Alle aspecten van paginatie samenvoegend geeft dit volgende response wrapper message voor paginatie:

{
   "_links": {
     "self": {
         "href": "..."
     },
     "first": {
         "href": "..."
     },
     "last": {
         "href": "..."
     },
     "prev": {
         "href": "..."
     },
     "next": {
         "href": "..."
     }
   },
   "_embedded": {
     "resourceList": [{
        },
    {
        }]
   },
   "_page": {
     "size": 10,
     "totalElements": 73853,
     "totalPages": 7386,
     "number": 1
   }
}

Zoals reeds vermeld vallen totalElements en totalPages weg bij paging-strategy=noCount.

Een voorbeeld

Het ophalen van business parties (withCount)

https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?paging-strategy=withCount  

Geeft als resultaat

{
   "_links": {
     "self": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties"
     },
     "first": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?page=1&pagesize=10"
     },
     "last": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?page=7386&pagesize=10"
     },
     "next": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?page=2&pagesize=10"
     }
   },
   "_embedded": {
     "business-parties": [{
        },
    {
        }]
   },
   "_page": {
     "size": 10,
     "totalElements": 73853,
     "totalPages": 7386,
     "number": 1
   }
}

Het ophalen van business parties (noCount)

https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?paging-strategy=noCount  

Geeft als resultaat

{
   "_links": {
     "self": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties"
     },
     "first": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?page=1&pagesize=10"
     },
     "last": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?page=last&pagesize=10"
     },
     "next": {
         "href": "https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-parties?page=2&pagesize=10"
     }
   },
   "_embedded": {
     "business-parties": [{
        },
    {
        }]
   },
   "_page": {
     "size": 10,
     "number": 1
   }
}

In de last link wordt gebruik gemaakt van page=last ipv het exacte paginanummer om te vermijden dat een count moet uitgevoerd worden bij het ophalen van de lijst. Dit houdt wel impliciet in dat de API deze waarde (=last) ook verplicht moet ondersteunen. Pas wanneer deze wordt gebruikt zal de API een count uitvoeren om op dat moment de laatste pagina te berekenen en terug te geven.

Een API moet altijd beide paging-strategy methodes ondersteunen.

Bij het ophalen van een collection zonder specificatie van query parameters dient paginatie informatie altijd aanwezig te zijn in de response message, gebruik makend van de withCount paginatie strategie.
Het aantal elementen dat in zulk geval wordt teruggegeven (page size) is API specifiek en dient te worden bepaald tijdens de API design fase.

Event resources

Event resources worden als volgt aangegeven :

POST [/<groepering>]*/<event>

parameter omschrijving
<groepering> mag 0 of meerdere keren voor komen om het event te verduidelijken
<event> eindigt op voltooid deelwoord

Voorbeelden

POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/events/businesspartycreated

POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/events/business-party-created

POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/events/digipolis/business-party-created

POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/businesspartycreated

POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/business-party-created

POST https://api-gateway/digipolis/business-party/v1/digipolis/business-party-created

Error handling

Naast een correcte weergave van fouten via response codes is het vaak nuttig om bijkomende informatie weer te geven in het response bericht.
Denk hierbij aan functionele fouten die op een correcte en uniforme manier door de API consumer dienen te worden geïnterpreteerd.

Exception shielding

Belangrijk om te benadrukken is het principe van exception shielding.

Bij exception shielding willen we vermijden dat interne technische foutboodschappen naar consumers toe worden blootgesteld door deze af te schermen. Interne implementatie details van een API dienen zoveel mogelijk te worden afgeschermd aangezien ze security gewijs een bedreiging kunnen vormen.

Bovendien bieden ze geen meerwaarde naar consumers toe aangezien deze laatste niet de verantwoordelijkheid heeft deze technische fout af te handelen.

alt_text

Wat wel wenselijk is, is een algemeen technische fout type die we naar de consumer toe willen tonen, maar dewelke de technische details afschermt. De API consumer kan gebruik maken van de identifier in dit fout type om bijkomende informatie te bekomen.

Error model

Algemeen kan worden aangenomen dat een error response minimaal volgende informatie dient te bevatten:

  • Een unieke identifier waarmee de foutboodschap kan worden teruggevonden in logs en/of andere operationele systemen
  • Een korte omschrijving van de foutboodschap in een human-readable formaat
  • Een link dewelke wijst naar meer documentatie over de fout

De basis van het gebruikte error model bij digipolis is Problem Details for HTTP APIs (RFC7807)

De RFC schrijft onderstaande specificaties voor.

Het response error object kan volgende velden bevatten:

  • Type (string): Een URI referentie (absoluut of relatief)[RFC3986] dewelke het probleem type identificeert. Indien verwezen wordt naar deze URI dient human-readable (HTML) documentatie voor het probleem te worden weergegeven.
  • Title (string): Een korte, human-readable omschrijving van het probleem. De title die hier wordt weergegeven mapt 1-op-1 met een omschrijving van het hierboven vernoemde Type.
  • Status (number): de HTTP status code. De reden van vermelding in het error object is omdat eventuele intermediaries zoals gateways de HTTP status code steeds kunnen wijzigen.
  • Detail (string): Meer specifieke human-readable detail informatie die specifiek is voor deze instantie van het probleem.
  • Instance (string): Een URI referentie (absoluut of relatief) dewelke de instantie van het probleem identificeert unieke identifier om de foutboodschap terug te vinden in log bestanden.
  • Optionele extra info die nuttig is voor de API consumer om het probleem te kunnen begrijpen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van het application/problem+json media type om foutboodschappen aan te duiden.

Omdat deze RFC standaard te uitgebreid is voor onze noden, definiëren we het te gebruiken model als volgt:

Verplicht te gebruiken velden in het error response zodat de API consumer het probleem op een logische manier kan begrijpen:

  • Type (string): Een URI referentie (absoluut of relatief) [RFC3986] dewelke het probleem type identificeert. Indien verwezen wordt naar deze URI dient human-readable (HTML) documentatie voor het probleem te worden weergegeven.
  • Title (string): Een korte, human-readable omschrijving van het probleem. De title die hier wordt weergegeven mapt 1-op-1 met een omschrijving van het hierboven vernoemde Type.

Daarnaast worden volgende velden ook in het antwoord verwacht:

  • Status (number): de HTTP status code zoals deze door de backend wordt gegenereerd. De reden van vermelding in het error object is omdat eventuele intermediaries zoals gateways de HTTP status code steeds kunnen wijzigen.
  • Identifier (string): Een unieke identifier om de foutboodschap terug te vinden in log bestanden.
  • Code (string): Een foutcode die 1 op 1 mapt met het Type en waartegen ontwikkelaars kunnen programmeren.

Dit resulteert in volgend voorbeeld error response:

{
"type": "http://api-gateway/digipolis/payment/v1/payments/FE0032",
"title": "You do not have enough credit.",
"status": 400,
"identifier": "C5C68BE6-B5FF-11E5-B08F-D1D119563991",
"code": "FE0032"
}

Hierbij zijn identifier en code velden die we in elk error response verwachten. Deze worden gezien als optionele parameters van de RFC, maar zijn bij Digipolis verplicht.

Toegepast op bovenstaand error model kan onderstaande structuur gehanteerd worden voor technische fouten:

{
"type": "http://api-gateway/digipolis/payment/v1/payments/technical",
"title": "A technical error occured",
"status": 500,
"identifier": "C5C68BE6-B5FF-11E5-B08F-D1D119563991",
"code": "DA01245"
}

Aangezien het principe van exception shielding wordt gehanteerd wordt slechts 1 type technical error gedefinieerd, waarbij we de technische error details bovendien verbergen. De identificatie van de technische fout gebeurt steeds aan de hand van de meegegeven identifier. De API consumer dient deze identifier te gebruiken in alle communicatie rond de eigenlijke fout, zodat de operationele teams deze kunnen gebruiken om meer gedetailleerde informatie op te zoeken.

In sommige gevallen kan het nuttig zijn om extra info mee te geven zodat de consumer beter begrijpt wat het probleem is, zoals bvb bij validatiefouten :

{
"type": "http://api-gateway/digipolis/payment/v1/payments/validation-error",
"title": "There are validation errors.",
"status": 400,
"identifier": "f4D27A4A-6bed-47D6-9487-1961DBB6C631",
"code": "VAL001",
"extraInfo": {
             "validationErrors":
                 [
                     {
                     "name": "account",
                     "reason": "The provided account does not exist."
                    },
                    {
                    "name": "amount", 
                    "reason": "The amount must be greater than 0."
                    }
                 ]
             }
}

HTTP status codes en error model

Deze sectie beschrijft welke HTTP status codes vergezeld dienen te worden van een bijhorend error object

HTTP status code Betekenis Error object
200 OK De request is succesvol en synchroon uitgevoerd. Van toepassing op GET en HEAD bij succesvol response, PUT en PATCH indien de update succesvol was en DELETE indien de resource succesvol werd verwijderd. Neen
201 Created Indien een nieuwe resource succesvol is aangemaakt bij het uitvoeren van een PUT of POST call, of bij een succesvolle uitvoering van een POST van een controller. Neen
202 Accepted De request is succesvol geaccepteerd voor een PUT, POST, DELETE of PATCH en wordt verder asynchroon verwerkt. Neen
303 See Other Wordt gebruikt voor het asynchroon afhandelen van langlopende operaties. Neen
400 Bad request De request kan niet worden verwerkt omdat de request body niet geparsed kan worden. Ja
401 Unauthorized De request faalt omdat de gebruiker niet geauthenticeerd is. Optioneel
403 Forbidden De request faalt omdat de gebruiker niet geauthoriseerd is om de actie uit te voeren. Optioneel
404 Not found De resource kon niet worden gevonden. Neen
405 Method not allowed De methode (HTTP verb) is niet toegelaten op deze resource. Neen
415 Unsupported media type De request faalt omdat de entiteit in de request in een formaat is die niet ondersteund wordt door de resource voor de bepaalde methode. Neen
429 Too many requests De API consumer heeft te veel requests gestuurd. Optioneel
500 Internal Server Error Fout langs server kant. Ja, technical indien mogelijk

Versionering

Belang van een goede versioneringsstrategie

APIs wijzigen na verloop van tijd. Om zogenaamde breaking wijzigingen te kunnen opvangen zonder bestaande consumers te impacteren is het belangrijk de APIs te versioneren. De manier waarop en de gevallen waarin wordt geversioneerd worden beschreven in onderstaande versioneringsstrategie. Deze is zo opgesteld dat versionering een goede indicatie geeft van functionele wijzigingen in de API.

Algemene versioneringsstrategie

Algemeen dient API design op zo'n manier te gebeuren dat steeds naar een maximale backward compatibility wordt gestreefd. Breaking changes dienen ten allen tijden worden vermeden omdat dit steeds een wijziging langs consumer(s) kant met zich meebrengt.

Voorbeelden van backwards compatible (non breaking) changes voor REST APIs zijn:

  • Toevoegen van een nieuwe HTTP method
  • Toevoegen van een nieuwe response header
  • Toevoegen van een nieuwe resource aan het resource model
  • Toevoegen van nieuwe optionele parameters aan de request
  • Toevoegen van nieuwe informatie in de representatie van een bestaande resource

Voorbeelden van breaking changes zijn:

  • Verwijderen van resources
  • Hernoemen van resources
  • Wijzigen van een data type in een entiteit van de resource representatie
  • Semantische wijzigingen in een resource representatie
  • Verwijderen van ondersteuning van een bestaande HTTP methode
  • Wijzigen van HTTP status codes
  • Wijzigen of verwijderen van een response header

API contract versionering

De algemene versionering strategie voor APIs is als volgt en is gebaseerd op semantic versioning (http://semver.org)

  • Major: backwards incompatibele wijzigingen
  • Minor: Nieuwe features of verwijdering van features die backwards compatibel zijn
  • Patch: bug fixes

Naar de API consumer toe wordt enkel de major versie zichtbaar gemaakt.
Zoniet dient voor elke nieuwe feature een communicatie naar de consumers te gebeuren en dient langs consumer kant een wijziging te gebeuren.
Door enkel de major versie te communiceren naar de consumer toe, betekent niet dat minor en patch informatie overbodig zijn.
Integendeel, het is wenselijk dat deze opgezocht kunnen worden door de ontwikkelaar (Discoverability van functionele wijzigingen).

Dit versienummer dient steeds te worden opgenomen in de Swagger file en definieert dus de API contract versie.

API technische versionering

Versionering van de API zelf (major versie) doen we aan de hand van root namespace versionering.

In dit versioneringsmodel definieert een API versie een verzameling van resources die een welbepaalde set van functionaliteiten voorzien binnen een bepaald domein.

Een versie van een resource wordt impliciet voorgesteld door middel van zijn representatie en state. Een rechtstreeks gevolg hiervan is dat resources zelf nooit expliciet geversioneerd worden.

In dit versioning model versioneren we steeds elke API als volgt:

https://{hostname}/{namespace}/{vx}/{resource-URI}

Hierbij duidt x in /vx op de major versie van de API. Deze maakt dus integraal onderdeel uit van de URI. De namespace is een enkelvoudig zelfstandig naamwoord dat het onderwerp van de API bepaalt, gezien vanuit het standpunt van de API consumer.

Opm. : op de API gateway zal de namespace bestaan uit organization/apiname.

Voordelen

  • De consumer heeft een direct endpoint dat kan worden opgeroepen. De consumer ziet ook onmiddellijk zijn versie afhankelijkheid
  • Meest eenvoudige vorm van versionering, 75% van alle APIs wereldwijd gebruikt dit versioneringsmodel
  • Biedt een goede ondersteuning voor breaking changes aan resource model of representatie (API wijde veranderingen)
  • Eenvoudig te implementeren
  • Versionerings scope is API wide

Nadelen

  • Elke nieuwe API versie betekent ook een nieuw API endpoint voor de consumer
  • Resource specifieke wijzigingen zijn niet mogelijk zonder een versie update van de ganse API uit te voeren
  • Resource representatie specifieke wijzigingen zijn vaak niet mogelijk zonder een versie upgrade uit te voeren

Langdurende operaties

API operaties dienen steeds zo kort mogelijk worden gehouden. Indien bepaalde operaties toch langer zouden duren, zoals bijvoorbeeld update operaties, dan kunnen deze asynchroon worden afgehandeld indien functioneel mogelijk.

Vanuit technisch perspectief kan bijvoorbeeld volgende flow gevolgd worden :

  1. De API consumer voert een request uit: POST /{resources}
  2. De API consumer ontvangt volgend antwoord: 202 Accepted, Location: /tasks/{id} Hierbij bevat de Location header de URI van een tijdelijke resource.
  3. De API consumer polt op de url /tasks/{id}. Indien de taak nog niet uitgevoerd is, is de response 200 OK met een body die de status van de taak beschrijft.
  4. Wanneer de taak uitgevoerd is, krijg je een response 303 See Other, Location: /{resources}/{resource-id}. De Location header bevat in dit geval de URI van de definitieve resource. Wanneer er een fout is gebeurd bij het uitvoeren van de taak, krijg je een error response met de details van het probleem en de toepasselijke statuscode.
  5. De API consumer kan een request uitvoeren op de gegeven url : GET /resources/{resource-id} om de resource representatie op te halen.

About

No description, website, or topics provided.

Resources

Stars

Watchers

Forks

Packages

No packages published